In de psychologie is hechting natuurlijk fenomeen, dat noodzakelijk is voor de lichamelijke en emotionele overleving van het kind, dat afhankelijk is van de zorg van de ouders/verzorgers. In de jeugd is de verzorger de belangrijkste hechtingspersoon, op volwassen leeftijd is dat de partner. Hechting blijft dus niet beperkt tot de relatie die je als kind met je ouders had , maar werkt door in partnerrelaties.
Er bestaan vier hechtingsstijlen:
1. veilig/zeker (ik ben oké, jij bent oké);
2. onveilig: gepreoccupeerd (verlatingsangst en jaloezie. Ik ben niet oké, jij bent oké);
3. onveilig angstig-vermijdend (bindingsangst en besluiteloosheid. Ik ben oké, jij bent niet oké);
4. verstoord: afwijzend-vermijdend (ik ben niet oké, jij bent niet oké).
De oorzaak van hechtingsproblemen ontstaat in de kindertijd door afwezigheid van liefdevolle, emotioneel beschikbare ouders, maar ook genetische aanleg en negatieve ervaringen met ex-partners kunnen hechtingsproblemen in de hand werken. Hechtingsproblemen gaan over het algemeen hand in hand met negatieve overtuigingen over jezelf of anderen.
Tijdens mijn opleiding tot integratief psychotherapeut moesten we onze eigen hechtingsstijlen onderzoeken. Dat vond ik een confronterend moment, ik wist namelijk dat ik onveilig gehecht was, en dacht dat je als therapeut toch vooral het goede voorbeeld moest zijn van veiligheid en stabiliteit. Gelukkig was ik niet de enige en nu kan ik zelfs gebruik maken van mijn eigen ervaringen met onveilige hechting om anderen mee te helpen. Van mijn hechtingsstijl ben ik me pas bewust geworden nadat ik een patroon zag in hoe mijn liefdesrelaties verliepen. Ik was bekend met verlatingsangst, maar ook met een meer vermijdende, afstandelijke houding (bindingsangst), en mijn relaties kenmerkten zich door een dynamiek van aantrekken en afstoten. Dat was ook het moment waarop ik besloot dat ik meer moest gaan werken aan het stuk: ‘Ik ben oké”.
Toch verbaasde het me wel dat ik zo sterk die onveilige gevoelens ervoer, terwijl mijn ouders echt geen ‘bad job’ hebben gedaan. Ik ben genoeg vastgehouden, geknuffeld, bevestigd, je zou zeggen: genoeg voor een veilige hechting. Ik kwam cliënten in mijn praktijk tegen met hetzelfde probleem en ging dit eens onderzoeken. Mijn idee hierover is dat je als gevoelig kind, je per definitie wat onveiliger voelt dan anderen. Bij hoogsensitieve personen is de wortelchakra vaak deficiënt, de aarding is slecht, en daarbij zijn we ook nog meer dan gemiddeld gevoelig voor de stemmingen van onze ouders, ook als baby. Mijn moeder zegt dat ik als baby om onverklaarbare reden ineens heel erg kon huilen, het ‘huiluurtje’ noemde ze dat. Voor mijn gevoel is dit de worsteling geweest van enerzijds als baby de nieuwe incarnatie niet ten volle aan willen gaan (ik wil hier niet zijn, in een ander artikel hierover meer), anderzijds het aanvoelen van alle spanningen, angsten, onzekerheden en onverwerkte emoties van mijn verzorgers, alsof het die van mij waren. Dat bemoeilijkt hechting, en versterkt onveiligheid, nogal wiedes.
Wat hier nu aan te doen? Eén antwoord: Het basisgevoel van veiligheid in jezelf versterken. Dat kan op verschillende manieren. Bewustwording van de problematiek is in ieder geval de eerste stap: inzicht in je opvattingen, je verleden en de dynamiek van je eventuele relatie, of relaties uit het verleden. Voor mij heeft het helend gewerkt om met het kind in mij te werken en die alsnog de veiligheid te geven waar ze behoefte aan heeft. Want ik ben oké. En jij, lezer, bent ook oké. Meer dan!